- Algemeen
- Productinformatie
- Tuinbeheer
- Land- & tuinbouwmachines
- Sport- & golfterreinen
- Zwemvijvers & -baden
Van sport- en golfterreinen verwachten we dat ze er te allen tijde piekfijn uitzien. Om tot dergelijke resultaten te komen, vechten greenkeepers echter niet alleen tegen verzengende zomers. Ook onkruid, ongewenste grassoorten en allerlei ziektes en plagen moeten bestreden of, bij voorkeur, voorkomen worden. Maar hoe doe je dat precies, zeker binnen de restricties van een pesticidenvrij beheer? Op 22 september organiseerde tuinbouwproductenhandelaar Luc Pauwels een studiedag over de problematiek.
De Aalsterse golfclub De Kluizen vormde het toneel van de studiedag. Badend in het licht van een aangenaam herfstzonnetje, gaven gastsprekers Ernst Bos (Praktijkcentrum Sport en Golf), Tim Baldwin (Bion Benelux BV), Stein De Meulemeester (Envu Benelux), Olaf Bos (Barenbrug) en Kim Swinnen (De Ceuster) er tekst, uitleg en in het laatste geval zelfs een demonstratie over welke maatregelen je bij zowel aanleg als onderhoud en herstel kan nemen om enkele typische boosdoeners het hoofd te bieden.
Net als in heel wat andere sectoren geldt in het onderhoud van sport- en golfterreinen het duidelijke devies: voorkomen is beter dan genezen. Zo is preventie onder de noemer Integrated Pest Management een steeds belangrijkere rol gaan spelen. En dat begint onmiskenbaar bij de grasmat.
“Toch volstaat het niet om gewoon topkwaliteit te zaaien”, gooit Ernst Bos de knuppel meteen in het hoenderhok. “Je moet begrijpen hoe een grasveld werkt, en waarom plagen, ziektes en onkruiden ontstaan. Een plaag heeft bijvoorbeeld een plek nodig waar hij eieren kan afzetten en een voedingsbodem ervoor; een ziekte heeft naast de verwekker ook een vatbare gastheer en een juiste omgeving nodig. Op al die zaken kan je ingrijpen om de gelegenheid te beperken.”
Specifiek voor onkruiden benadrukt Bos het belang van de juiste graskeuze. “Met een aangepast maaibeheer kan je bepaalde onkruidsoorten weliswaar aanpakken, maar het gaat er vooral om dat je kieming en vestiging voorkomt. Daarin spelen twee zaken een belangrijke rol: een gesloten grasmat enerzijds en de groeiomstandigheden anderzijds. Als je er de eigenschappen van de belangrijkste gras- en onkruidsoorten op naslaat, dan zie je bijvoorbeeld dat Engels raaigras dezelfde groeiomstandigheden nodig heeft als de meeste onkruiden. Gewoon struisgras, daarentegen, doet het beter in droge grond, waarin onkruid minder floreert. Op die manier kan je zoeken naar een nieuw evenwicht. Denk in doelgrassen, en stem je onderhoud erop af.”
Natuurlijk zijn niet alle grassoorten op een sport- of golfterrein even gewenst. Olaf Bos van grasveredelingsbedrijf Barenbrug richt zijn pijlen zo op straatgras of Poa annua. “Straatgras is een taaie vijand”, benadrukt hij. “Het bloeit tot wel acht keer per jaar, maakt in stresssituaties zaad aan en kiemt al vanaf 8°C. Je moet straatgras dus op al die factoren kunnen verslaan.”
Olaf Bos schuift hiervoor drie oplossingen naar voor: “SOS® zorgt voor de nodige concurrentie bij lage temperatuur. Deze Super Over Seeding grassoort kiemt namelijk al bij 4°C en zal kale plekken in de grasmat dus opvullen voor straatgras goed en wel de kans krijgt. RPR® is dan weer een zelfherstellend Engels raaigras dat ook onder stress uitlopers vormt en schade door betreding herstelt voor straatgras in de losse grond kan ontkiemen. Resilient Blue®, tot slot, is een mengeling van veldbeemdgrassen met een hoge genetische tolerantie tegen hitte, droogte en andere stressfactoren. Zo behoud je ook in moeilijke omstandigheden een volle grasmat, zonder ruimte voor straatgras.”
Er zijn verschillende redenen waarom straatgras op sport- en golfterrein ongewenst is. Een van die redenen is de hoge vatbaarheid voor sneeuwschimmel of Fusarium nivale. “Deze ziekte tast in de herfst- en winterperiode maar liefst 80% van de golfterreinen aan”, weet Tim Baldwin. “Wil je dit voorkomen, dan moet je ze eigenlijk al bij het kiemen van de sporen aanpakken. Al is het op dat moment natuurlijk nog moeilijk zichtbaar.”
Centrale strategieën in het voorkomen van sneeuwschimmel zijn volgens Baldwin onder meer het beperken van schaduw en verzekeren van voldoende luchtcirculatie, het reduceren van de viltlaag, het behoud van een bodem pH tussen 5,5 en 6,5, en de toepassing van dew dispersers om ervoor te zorgen dat het blad niet langdurig nat blijft.
Daarnaast stelt hij ook een aangepast voedingsregime voor de winter voor, waarin ijzer, calcium en kalium een centrale rol spelen. “We hebben met dit voedingsregime al verschillende testen uitgevoerd. Daaruit bleek dat er 35 à 40% minder sneeuwschimmel optrad. Over de volledige oppervlakte van een golf- of sportterrein heeft dat een belangrijke impact. Het betekent dat je minder moet behandelen en dat de behandeling in veel gevallen meer succesvol zal zijn.”
Moet er dan toch tot behandeling overgegaan worden, dan stelt Stein De Meulemeester hiervoor het allereerste biologische fungicide voor. “Harmonix® Turf Defense is een biologisch gewasbeschermingsmiddel op basis van een specifieke stam van Bacillus amyloliquefaciens, met name QST 713, dat werkt door middel van contactwerking op het blad. In Nederland is het middel al erkend en toegelaten als schimmelbestrijder op sportvelden en golfterreinen; in België wordt die erkenning in de loop van volgend jaar verwacht.”
Omdat naast onkruid, ongewenste grassoorten en ziektes ook plagen de onberispelijke staat van golf- en sportterreinen al eens in de weg staan, demonstreerde Kim Swinnen op het golfterrein nog hoe loonwerkbedrijf De Ceuster de toepassing van aaltjes optimaliseert.
“Aaltjes zijn een gekende manier om engerlingen en emelten op een biologische manier te bestrijden, maar in de praktijk staan wel wat zaken het succes van de behandeling in de weg. Denk maar aan de blootstelling aan UV-licht, de temperatuur, de beperkte mobiliteit van de aaltjes, enzovoort. Om daarop een antwoord te formuleren, hebben we een machine ontwikkeld die de graszoden eerst opensnijdt, de aaltjes vervolgens over het oppervlak spuit en naspoelt met water, al dan niet verrijkt met biostimulanten. Alles is er dus op gericht om de aaltjes zo dicht mogelijk bij de larven te krijgen, zonder ze tijdens de behandeling te beschadigen, om zo het rendement van de behandeling te maximaliseren.”