- Algemeen
- Productinformatie
- Tuinbeheer
- Land- & tuinbouwmachines
- Sport- & golfterreinen
- Zwemvijvers & -baden
‘To substraat or not to substraat?’ Een belangrijke vraag bij de aanleg van een tuin, park of groendak. Onze redactie ging te rade bij enkele experts en legde hen vragen voor over de samenstelling, het gebruik en de duurzaamheid van substraten. Voor wie het in Keulen hoort donderen, starten we het gesprek met de vraag: “Wat is dat nu eigenlijk, een substraat?”
“In principe zijn in de natuur nergens substraten nodig”, steekt Bart Geerts, zaakvoerder van Acterra, van wal. “Vandaag geven we planten niet de tijd om hun eigen ideale omgeving te ontwikkelen. Als je een dak aanlegt en je doet veertig jaar niets, dan creëren planten hun eigen ideale grond en krijg je na verloop van tijd een groendak. Er belandt zand op de oppervlakte, er vestigt zich pioniersvegetatie die vergaat tot organisch materiaal en samen wordt dat een bodem waarop andere planten zich thuis kunnen voelen en floreren. Door een substraat te gebruiken, koop je eigenlijk die tijd en geef je beplanting meteen wat ze nodig hebben.” Naast substraten die je op je grond aanbrengt en waarin je onmiddellijk kan planten of zaaien, kun je ook gebruikmaken van een bodemverbeteraar om schrale of zelfs dode grond weer tot leven te wekken. Die meng je onder de aanwezige grond voor je overgaat tot planten. Beide hebben hetzelfde doel: een warme thuis zijn voor je beplanting.
Waarom zijn substraten vandaag zo belangrijk? Niet alleen kun je van klanten niet vragen om enkele jaren geduld te oefenen wanneer je een tuin, openbaar groen of andere groenomgeving aanlegt. Er is volgens Bart een tweede reden: “Een tuin is in Vlaanderen een totaaloplossing aan het worden voor verschillende problemen waar we de voorbije decennia te weinig aandacht aan besteed hebben. Zo is een voortuin niet alleen een pad dat je bewandelt van de straat tot je voordeur. Het moet ook een diverse beplanting hebben voor vogels en insecten. Tegelijk is het belangrijk dat er water kan infiltreren bij (zware) regenval. Als het er dan nog eens goed uitziet, is het plaatje compleet. Om die verschillende functies uit te voeren is de ideale mix nodig. Aangezien Vlaanderen ook nog uit verschillende bodemtypes bestaat – van zandgrond tot zware klei – is het een uitdaging om tot bruikbare substraten te komen. Enkel door te testen kan een plant je vertellen of hij het naar zijn zin heeft. Dat doen we met Acterra heel actief.”
Acterra ontwikkelt de TerraViva-plantsubstraten en -bodemverbeteraars om hoveniers en wegenbouwers te helpen hun werk zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Hun verschillende mengsels benaderen levende grond en worden gebruikt voor daktuinen, boomaanplantingen, moestuinen, (berijdbare) gazons en sportvelden. “Voor verschillende types vegetaties en in verschillende omgevingen heb je ook andere substraten nodig. Heb je met een open of verdichte ondergrond te maken? Een arme of een rijke bodem? Hoe armer je grond of substraat is, hoe weelderiger en diverser de bloemenpracht. Hoe rijker je bodem of substraat, hoe eentoniger je beplanting. Denk aan een gazon: daar heb je een rijk mengsel voor nodig. Om een goed substraat te maken, heb je een grondige plantenkennis nodig. Daarom rekenen hoveniers op experts, zoals wij”, knipoogt Bart.
Naast de rijkdom of het gebrek aan organisch materiaal is vooral de waterdoorlaatbaarheid van een substraat van belang. Een substraat moet voldoende water vasthouden om de planten te hydrateren – ook wanneer er lange droogtes zijn – maar tegelijk genoeg draineren en water afvoeren. Zo niet, krijg je met een te zwaar volume op je dak te maken. Simon Perneel van Green Building Projects: “Lava en substraten spelen sowieso een belangrijke rol in ontharding. Ze zijn een uitstekende vervanging voor ‘stabilisé’ en brengen meer groen op plaatsen waar dat vroeger onmogelijk was.”
En op plaatsen waar het vandaag verplicht is. Zo zijn er in verschillende gemeentes verplichtingen om van platte daken gebruiksdaken te maken, met zonnepanelen dan wel een groendak of terras. Vooral in het kader van waterbeheer wordt hier meer en meer over nagedacht, al is het ook voor de biodiversiteit een plus. Als installateur van daktuinen ziet Simon nog veel fouten gebeuren. Zo wordt er soms nog gekozen voor teelaarde op groendaken. “Het gevaar daarbij is dat teelaarde veel minder goed draineert. Het water kan niet weg waardoor je een moeraseffect krijgt op je dak. Dat is problematisch, omdat teelaarde sowieso al meer weegt dan een substraat.”
Kies je bij een project voor de bodemverbeteraar, maak je grond dan alvast vrij of leg de drainages klaar op je dak. Zo kan het materiaal meteen gestort worden. Bart: “Een bodemverbeteraar moet zo egaal mogelijk aangebracht worden. Zo niet, dan zie je dat achteraf in de groei van de beplanting: op de ene plaats weelderig en op de andere nogal schraal. Vandaag zijn voldoende machines beschikbaar voor zo’n uniforme spreiding.” Kies je voor een substraat, breng die dan in lagen aan en verdicht elke laag voor je de volgende stort.
Anders komt er te veel lucht in het substraat, wat in natte periodes betekent dat de grond te veel water opneemt. Om het de tuinaannemer zo makkelijk mogelijk te maken, produceert Acterra kant-en-klare mengsels waaraan je geen toevoegingen hoeft te doen. “Er is vandaag een tekort aan arbeidskrachten. Alle tijd die je in je processen wint, is mooi meegenomen als groenwerker.”
Waterinfiltratie en meer beplanting zijn zonder twijfel belangrijke resultaten van het gebruik van substraten. Maar grond aanvoeren om een tuin aan te leggen, is dat wel duurzaam? Bart van Acterra legt uit hoe zijn bedrijf te werk gaat: “Bij de productie van onze substraten houden we rekening met het feit dat wat we vandaag in de grond steken, er over honderd jaar nog steeds in zit. Daarom werken we alleen met traceerbare grondstoffen waarvan we zeker weten dat ze duurzaam en recyclebaar zijn, en het grondwater niet bezoedelen. Krijgen we bijvoorbeeld een substraat van een daktuin terug, dan kunnen we daarmee verder werken en hoeven we het niet zomaar te storten.”
Een belangrijke trend die ook Simon daarbij spot is dat Belgische producenten steeds meer overschakelen op circulaire componenten. “Lava uit Duitsland wordt meer en meer vervangen door andere materialen zoals gebroken kleiklinkers. Zo worden onze producenten minder afhankelijk van de aanvoer van substraten uit het buitenland die niet altijd voldoen aan de Belgische regelgeving. Een evolutie waar ik als installateur erg benieuwd naar ben.”