NLFR

Platform voor de tuin- en groenprofessional
Het einde van standaardbomen is in zicht
Bomen moeten steeds meer zowel nat als droog aankunnen.

Het einde van standaardbomen is in zicht

Er zit duidelijk beweging in het bomenlandschap. De traditionele boom krijgt alsmaar meer gezelschap – of zeggen we concurrentie – van meerstammen, terwijl ook het assortiment wijzigt en de komende jaren nog meer en steeds sneller zal wijzigen. De oorzaak/schuld ligt bij verstedelijking en wijzigend klimaat.

Standaard bomen zoals kinderen ze tekenen, met kaarsrechte stam en een hoog opgestoken kruin, zijn al langer niet meer baas in bomenland. Ze blijven wel onze straten en lanen flankeren, maar moeten elders en zelfs op pleinen en in winkelstraten plaatsmaken voor meerstammen. Idem voor parken en tuinen. Logisch, ze zijn zoveel charmanter en bekoren ook zonder blad, bloem of vrucht. Ze sluiten trouwens meer aan bij de hang naar meer natuurlijke vormgeving en het gevoel van vrijheid dat de meeste mensen nastreven. Tegelijk dwingt de beperkte beschikbare boven- en ondergrondse ruimte in particuliere tuinen en intieme binnenpleintjes in steden en gemeenten steeds vaker richting planten met eerder bescheiden afmetingen. Het wijzigende klimaat voegt aan dat alles nog een criterium toe. 

Het klimaat dwingt tot keuzes

Groen en dan vooral bomen die we een lang leven toewensen, moeten tegenwoordig sterk zijn tegen hitte en droogte, en wanneer het regent wel eens een tijdelijk teveel aan water aankunnen. En dat alles steeds vaker. Prognoses van onder andere het KMI en de Vlaamse Milieumaatschappij waarschuwen voor steeds meer hittedagen, zelfs één extra hittegolf per twee jaar, en steeds meer regenvrije dagen, om in 2100 uit te komen op 236 terwijl het er nu ongeveer 175 zijn. De hoeveelheid neerslag die wij en dus ook het groen over ons heen krijgen blijft echter zo goed als ongewijzigd. Het betekent dat er bij momenten wel eens meer water valt dan de omgeving aankan, incluis het niet in de grond kunnen infiltreren. 

Voor steden en verstedelijkte omgeving komt daar nog bij dat het hitte-eilandeffect steeds sterker zal spelen. De overvloed aan harde materialen op zowel grond als gevels stuwt de temperatuur nog verder de hoogte in en dwingt planten tot extreme verdamping van vocht, zodat ze flirten met de hoeveelheid die ze uit de grond kunnen opnemen. 

Nadelen van een gemakkelijke keuze

Aanpassen van het bomenassortiment lijkt, voorlopig althans, een oplossing te zijn. En we zijn ermee bezig. Volop. Bekijk de planten die u zelf en steeds vaker aanplant en het assortiment soorten dat kwekerijen naar voor schuiven als ‘klimaatboom’. Koelreuteria paniculata (Lampionboom), steeneik (Quercus ilex), Perzisch ijzerhout (Parrotia persica) en krentenboompje (Amelanchier lamarckii) scheren daarbij hoge toppen. 

Inzetten op deze kleine groep planten houdt echter risico’s in. Mogelijk permitteert de natuur ons die voorkeuren niet. Denk aan wat ons overkwam/overkomt met taxus en buxus, om er maar twee te noemen. Een massaal gebruik van taxus werd een halt toegeroepen toen de taxuskever kwam ‘overgewaaid’ uit Zuidoost-Europa, met concentratie rond de Balkan, terwijl de gevreesde vijand van buxus, de buxusmot, zich niet langer alleen in Japan, maar ook in Europa begon thuis te voelen. 

Grondig onderzocht

Met verscheidenheid kunnen we dat probleem counteren, maar vraag is met welke boomsoorten en met welk groen. Inheems groen krijgt het moeilijk, zo weten we inmiddels al. Maar wat als de temperatuurstijging zich nog verder doorzet? Dan krijgen de steeneik en aanverwante zuiderse soorten het ook moeilijk, zo weet Vito Leyssens. Hij baseert zich daarvoor op onderzoek dat hij zelf deed en de thesis die hij publiceerde naar aanleiding van zijn studie bio-ingenieur aan de KULeuven in 2021: ‘Het hangt in de lucht, op zoek naar klimaatbestendige boomsoorten voor urbaan Vlaanderen’. 

Daarin onderzocht hij de impact van een opwarmscenario van 1,5 en 3° Celsius, met resultaten tot 2050 en 2100 voor 150 boomsoorten die nu al in Europa een stabiele en leefbare populatie vormen en door voornamelijk kwekers en openbare besturen als ‘klimaatbomen’ naar voren werden geschoven. Hij projecteerde daarbij de grenzen waarbinnen de soort een stabiele en leefbare populatie vormt op kaarten met het verwachte nieuwe klimaat in Europa en uitvergrotingen voor Vlaanderen. Logisch resultaat: de klimaatgeschiktheid van de meeste soorten schuift naar het noorden, maar blijft schuiven en stopt dus niet op vandaag. “De nu nog zogeheten klimaatbestendige boomsoorten met Zuid-Europese origine zullen het tegen 2100 en bij 3° opwarming ook bij ons moeilijk krijgen. Hun klimaatgeschiktheidszone is tegen dan al opgeschoven richting Ierland en Schotland.” 

Paulownia wordt een van de sterkhouders tegen volgende eeuw.

Nieuwe keuzes

Van de door Leyssens onderzochte 150 boomsoorten bleven er slechts 16 over die in Vlaanderen toekomstkansen hebben. Slechts vijf ervan hebben spontaan een traditionele boomvorm: Anna Paulownaboom (Paulownia tomentosa), moerascypres (Taxodium distichum), moseik (Quercus cerris), papiermoerbei (Broussonetia papyrifera) en sieres (Fraxinus ornus). De elf andere zijn voornamelijk meerstammen (onder meer gele kornoelje (Cornus mas), pruikenboom (Cotinus coggygria), vijg (Ficus carica) en steeneik (Quercus ilex). In dit lijstje geen soorten die als inheems door het leven gaan. Zij zullen het ontzettend moeilijk krijgen.  

De zomerlinde kan ervan getuigen, want dat was een van de 150 onderzochte boomsoorten. “Zelfs als de temperatuurstijging het houdt bij de 1,5° die we nu al zo goed als bereikt hebben, schuift zijn klimatologische comfortzone tegen 2100 op naar Stockholm. Stijgt de temperatuur tegen dan met 3°, dan verdwijnt voor hem alle groen van de Europese kaart”, waarschuwt Leyssens. De zomerlinde heeft dus nog amper toekomstperspectief, tenminste als u hem voor een lange toekomst plant.

Nuanceren mag/moet

Vraag u gerust af of het allemaal wel zo’n vaart zal lopen. Het antwoord is genuanceerd. 

In landelijke en door de aanwezigheid van veel groen gekenmerkte gebieden, maar ook in bossen en grotere parken en zelfs groepen groen, zal er steeds een microklimaat zijn dat deze cijfers positief beïnvloedt. Daar kunnen dus met een gerust geweten nog steeds inheemse bomen en bomen uit het huidige algemene assortiment geplant worden. In steden wordt het bijsturen. Helemaal inzetten op bomen die het in 2100 goed beloven te doen, kan er echter ook weer niet. “Een ideale soort volgens het scenario temperatuurstijging 3° C tegen 2100 is de Europese netelboom (Celtis australis), maar die zit het dan de eerstkomende dertig jaar weer niet mee.” 

Het wordt dus, willen of niet, inzetten op verscheidenheid, eventueel ook combineren met systemen die nu nog in de marge zitten: nieuwe en betere substraatmengsels, irrigatiesystemen, boombunkers… Vergeet vooral ook niet zelf bij te dragen aan het onder controle houden, lees het afremmen van de opwarming van de aarde. Bomen planten, veel bomen planten en ze maximale overlevingskansen bieden is daar één van. En wat dat betreft doet u in elk geval al uw uiterste best. 

Wie meer wil weten over de studie van Vito Leyssens of aanvullende suggesties wil doorgeven, kan hem bereiken op zijn werkadres bij de VVOG (www.vvog.info) en/of ([email protected])  

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details

Kunnen we je helpen met zoeken?