Evelien de Mey is landschapsarchitect en zaakvoerder van EDM Tuin & Landschap. Ze werkt aan publieke en semipublieke projecten in Nederland en België, met focus op duurzaamheid, gebruikersbeleving en beheer. Haar werk ademt liefde voor ruimte, mens en natuur, met samenwerking als rode draad. “We maken graag mooie projecten met fijne mensen.”
In een tijd waarin elke vierkante meter wordt doorgerekend op waterberging, biodiversiteit en veiligheid, pleit landschapsarchitect Evelien de Mey voor een herwaardering van de beleving. “Soms wil ik ook gewoon een heel fijne buitenruimte maken”, zegt ze. “Een plek waar mensen willen zijn. Waar ze rust vinden en elkaar ontmoeten. Daar begint leefkwaliteit.”
Volgens de Mey is de rol van de ontwerper vandaag grondig veranderd. “Vroeger ging het vaak om een mooi plan met een goed verhaal. Vandaag moet je als landschapsarchitect een soort puzzelaar zijn tussen beleidsdoelen, regelgeving, vergunningen en belangen. Er wordt vandaag veel gevraagd van de buitenruimte. Boven de grond willen we ruimte voor tal van functies, terwijl ondergronds steeds meer techniek en infrastructuur hun plaats opeisen. Dat maakt het ontwerp soms complex. We zijn voortdurend in gesprek met opdrachtgevers om de juiste keuzes te maken. Om uit te leggen waarom bepaalde elementen essentieel zijn en andere moeten wijken, ook als dat niet binnen alle vinkjes past.”
Toch blijft ze positief. “Er zit veel energie in onze sector. Ik werk graag samen met veel verschillende partijen. Stedenbouwers, architecten, beplantingsspecialisten, cultuurhistorici, beheerders… Je kunt niks alleen. De beste projecten ontstaan wanneer disciplines elkaar versterken.”

De Mey merkt dat ook de uitvragen voor projecten ingrijpend veranderen. “Ze vragen niet langer: maak een mooie tekening van een kavel en dan zoeken we wel een aannemer. Tegenwoordig is de vraag: zorg dat je binnen dit budget alles van a tot z verzorgt. Dat betekent dat we veel meer berekenend moeten werken, terwijl we niet altijd weten wat we in het proces gaan tegenkomen.”
De toenemende complexiteit maakt dat landschapsarchitecten meer dan ooit procesbegeleiders zijn. “Er is zoveel beleid, zoveel regels. Je bent voortdurend aan het onderhandelen tussen eisen, belangen en visies. En tegelijk wil je ook iets van jezelf in het project leggen. Dat vraagt overtuigingskracht. Soms moet je durven zeggen: dit doen we, zo wordt het een succes. En dit niet, en dát is waarom het belangrijk is.” Voor haar is het essentieel dat er ruimte blijft voor een aangename sfeer met een bepaalde schoonheid. Want ook dat is belangrijk voor de toekomst. “We moeten keuzes maken, en durven zeggen dat niet alles kan. Een ontwerp moet blijven raken.”
Voor de Mey is een goede publieke ruimte een plek die op alle vlakken klopt. Niet alleen op papier of in een render, maar ook in gebruik en beleving. “Een aangename publieke ruimte ontstaat pas wanneer het ontwerp aanzet tot het gewenste gebruik en een beleving creëert met een sterk verhaal.” Ze ziet tegelijk een positieve evolutie. “Er is meer bewustzijn. Gemeenten begrijpen beter dat een versteende ruimte niet de toekomst is. De waarde van meer groen wordt steeds meer erkend. Niet alleen ecologisch, maar ook emotioneel. Maar we zijn er nog niet, er is nog werk aan de winkel.”

De Mey ziet haar werk als veel meer dan louter vormgeving. “We ontwerpen aan gedrag en samenleving. Hoe mensen een plek gebruiken, hoe ze elkaar daar ontmoeten of juist even alleen kunnen zijn. Dat beïnvloedt het welzijn van een buurt.” Ze lacht: “Soms denk ik dat ik eigenlijk omgevingspsychologie had moeten studeren. Maar veel leer je gewoon door ervaring, door terug te kijken naar je eigen werk en te observeren hoe een plek echt gebruikt wordt. Zo word je vanzelf ervaringsdeskundige.” In haar projecten zoekt ze steeds de balans tussen ontmoeting en verstilling, altijd in relatie tot de natuur. “Je hebt plekken nodig waar mensen elkaar kunnen vinden, maar evenzeer plekken voor contemplatie. Stilte is óók een publieke waarde.”
De Mey aarzelt niet over de toekomst van haar vak. “We moeten een beetje activistisch durven zijn. Niet met spandoeken, maar door zaadjes te planten bij opdrachtgevers. Iemand vertelde mij ooit: je moet ze laten geloven dat zij met het idee waren gekomen. Dan weet je dat je het goed hebt gedaan.” Ze ziet activisme niet als schreeuwerigheid, maar als mild verzet tegen middelmatigheid. “We moeten blijven verdedigen wat waardevol is: schoonheid, natuur, ruimte om te ademen. En tegelijk mee bewegen met beleid, want anders bereik je niks.”

Wat met de opkomst van data, AI en algoritmes in ontwerp? De Mey is sceptisch, maar niet afwijzend. “We kregen ooit een plan dat puur op cijfers was gegenereerd. Alles klopte – op papier. Maar de ziel was weg. Je voelde dat het niet leefde. Data kunnen helpen om de eerste stap te zetten, maar het menselijke gevoel blijft bepalend. Een computer kan geen gelaagdheid creëren waarin gevoel een belangrijke rol speelt. Je leert een plek kennen als je er loopt, kijkt, luistert.”
Terwijl architecten bij de oplevering trots een foto kunnen maken van hun gebouw, moeten landschapsarchitecten vaak jaren wachten voor hun werk echt zichtbaar wordt. “Wij zijn afhankelijk van de jaren die volgen en dus ook van het beheer”, zegt de Mey. “Onze materialen leven. Ze groeien, veranderen, sterven. Je kunt een ontwerp niet meten op de dag dat het opgeleverd wordt en het moet met de juiste zorg worden behandeld.” Voor de Mey is dat precies wat het vak zo boeiend maakt: de tijd zelf is een ontwerpfactor. “Een tuin of landschap komt tot leven in de seizoenen en in de mensen die het gebruiken. Je moet leren loslaten, maar tegelijk ook waken voor een duurzame toekomst. Dat evenwicht zoeken: dat is misschien wel een van de mooiste uitdaging van ons vak.”