- Algemeen
- Productinformatie
- Tuinbeheer
- Land- & tuinbouwmachines
- Sport- & golfterreinen
- Zwemvijvers & -baden
Ons vakgebied toont aan dat de natuur een veld is van diverse planten en dieren. Een veld dat gebaseerd is op omstandigheden, die aan elk levend wezen opportuniteiten biedt, vanuit de aangeboren drang tot (over)leven.
De bottom-line van mijn filosofische attitude ten aanzien van de natuur is dat de natuur een onverschillige houding heeft tegenover de mens. De mens op zich is maar een speldenkop-groot elementje in het heelal. Maar de mens heeft er wel belang bij om “vriendelijk” te zijn tegenover de natuur, als hij kwaliteitsvol wil overleven.
Het idee dat de mens de natuur ‘domineert’ of dat in een beeld omzet via een bepaalde (overmoedige) vormgeving zoals in de renaissancetuinen en baroktuinen, is vanzelfsprekend compleet illusoir. De mens kan als theatrale geruststelling zichzelf voorhouden dat hij de natuur in zijn greep heeft, maar dat lijkt op een Don Quichotte-gevecht.
Mijn attitude tegenover de natuur is eigenlijk die van de ‘onderhandeling’. Je moet wel vriendelijk zijn tegenover de natuur omdat, zoals aangehaald, de natuur niet maalt om de mens.
Als landschapsarchitect ben ik mij het laatste decennium vooral gaan specialiseren in twee specifieke opdrachten. Die twee topics zijn daktuinen enerzijds, en regentuinen anderzijds.
Theoretisch vertegenwoordigen ze tegengestelde omstandigheden. Bij daktuinen moeten planten overleven in heel droge omstandigheden. Bij regentuinen gaat het erom water in de ondergrond te krijgen en als opmaat een goeie biodiversiteitskoppeling te krijgen. Want iedereen die met biologie vertrouwd is, weet dat water in het landschap interessante biotopen oplevert.
Wat mij daarin fascineert, is het procesmatige van de natuur-dynamiek. Wat daktuinen en regentuinen perfect tonen, is dat sowieso alles in de natuur beweegt. Het zogenaamde ‘Panta Rhei’ bij de Grieken. Zo werken we in zowel regentuinen als daktuinen met mengingen van diverse soorten, die we theoretisch capabel achten om de situatie als zodanig aan te kunnen. We leggen dus niet onze wil op aan de natuur, maar laten het ‘proces’ van diegene die het best aangepast is zijn gang gaan.
Dat geldt zowel voor de Xerophyten (droogteminnaars) als Helophyten (de overlevers in het water). Zo zie je dan dat zij die het best de omstandigheden het hoofd bieden, het pleit winnen. Het resultaat is, naar beeld toe, nooit voorspelbaar. Sommige wilde planten tolereren we in die menging. Als ze een meerwaarde voor het beeld kunnen bieden, of als ze bijen, insecten of vogels aantrekken. Trouwens: een mooi beeld staat zelden garant voor een goeie biodiversiteit. Dat is een fundamentele vaststelling. Een gegeven dat in beleidsbeslissingen of -communicatie vaak door elkaar gehaspeld wordt.
Maar dan kom je tot de vaststelling dat er sommige dominante soorten zijn, die de zaak overnemen. Weg diversiteit! Ik neem het voorbeeld van esdoorns, die door uitzaai heelder velden kunnen innemen. Of de gebruikelijke wilgen, die de regentuin zeer snel gaan koloniseren.
Daar waar het dynamisch evenwicht of het wensbeeld door één of meerdere soorten wordt verstoord, zijn er gelukkig de hoveniers, die met de nodige vakkennis ingrijpen, om dat ‘theater’ die elke tuin is bij te sturen!
Denis Dujardin
Landscape-Urbanism-Scenography