Eind 2023 werd de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake Hemelwater (GSVH) vernieuwd. Naast belangrijke wijzigingen en strengere eisen voor hemelwaterhergebruik en infiltratie bij private projecten — eerder al besproken in de eerste GreenPro-editie van 2025 — omvat de nieuwe verordening ook voor het eerst expliciete regels voor publieke ingrepen op het openbaar domein.
De GSVH 2023 vervangt de versie van 2013 en speelt in op de veranderende visie op hemelwater, de toenemende verhardingsgraad en de steeds extremere weersomstandigheden. De verordening is op veel vlakken strenger geworden: ook publieke projecten ontsnappen voortaan niet meer aan de regels. De kernboodschap blijft: meer water lokaal vasthouden om de waterrobuustheid van onze leefomgeving te versterken.
Publieke dossiers kennen doorgaans een langere doorlooptijd. Daarom kregen projecten op het openbaar domein een tijdelijke uitzondering. Sinds 7 januari 2025 is de GSVH echter ook van kracht voor publieke infrastructuurprojecten. Vanaf dat moment moeten ook (her)aanlegprojecten van straten, pleinen en wegen voldoen aan de nieuwe bepalingen. Voor handelingen die volledig van vergunning zijn vrijgesteld (zoals kleine onderhoudswerken) geldt de GSVH niet, al blijven die wel onderhevig aan de Code van Goede Praktijk Riolering (CGPR).
De essentie van de verordening is duidelijk: hemelwater moet zoveel mogelijk lokaal opgevangen, geïnfiltreerd of hergebruikt worden. Voor publieke projecten gelden in principe dezelfde bepalingen als voor private dossiers, maar de nadruk ligt logischerwijs meer op verhardingen dan op gebouwen. Een hemelwaterput is bij verhardingen niet verplicht, maar infiltratie en buffering zijn dat vaak wel.
Kan het hemelwater van verhardingen niet afvloeien naar een groenzone die minstens 25% van het afwaterende oppervlak beslaat? Dan moet een infiltratievoorziening worden aangelegd. Daarbij gelden duidelijke dimensioneringsregels: de infiltratievoorziening moet een minimale oppervlakte hebben van 8% van de afwaterende verharding en een minimaal volume van 33 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte kunnen opvangen. De hemelwaterverordening spreekt bovendien een duidelijke voorkeur uit voor bovengrondse infiltratiesystemen, zoals wadi’s of infiltratiekommen, omdat die makkelijker te inspecteren zijn en een meerwaarde kunnen vormen in het ontwerp van de publieke ruimte. Ondergrondse infiltratievoorzieningen zijn enkel toegestaan wanneer infiltratie aan het maaiveld technisch of juridisch niet haalbaar is. Dat kan het geval zijn bij plaatsgebrek, de aanwezigheid of noodzaak van gesloten en dichte verhardingen, het vermijden van pompen bij afwatering naar hoger gelegen terreinen of bij het minimaliseren van grondverzet dat mogelijk vervuild is.
Als infiltratie technisch of juridisch niet mogelijk is en de afwaterende oppervlakte minstens 1.000 m² bedraagt, schrijft de GSV Hemelwater de aanleg van een buffervoorziening voor. Die moet minimaal een volume van 43 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte kunnen opvangen. Daarnaast geldt een maximaal toegelaten lozingsdebiet van 5 liter per seconde per hectare.
De uitbreiding van het toepassingsgebied van de GSVH verplicht openbare besturen om in hun projecten meer aandacht te besteden aan hemelwater en de afvoer ervan. Door de grote behoefte aan verhardingen en de vaak strenge eisen die daarmee gepaard gaan, kan het thema complex lijken. Toch zijn er vandaag al heel wat oplossingen beschikbaar om hiermee om te gaan.
Verhardingen die zonder afvoersysteem afwateren naar een onverharde zone op eigen terrein, zoals pleinen of paden die aflopen naar een aangrenzende groenzone, vallen niet onder het toepassingsgebied van de GSVH. Dit geldt echter enkel op voorwaarde dat die onverharde zone minstens 25% van het afwaterende oppervlak beslaat en er geen ondergrondse constructies onder aanwezig zijn. Let wel: waterdoorlatende verhardingen, schors of kunstgras worden niet als onverharde zone beschouwd.
Hoewel waterdoorlatende en waterpasserende verhardingen volgens de GSVH formeel nog steeds als verharding worden beschouwd – en pleinen of wegen met dergelijke verhardingen, indien voorzien van een kolk of afvoer, dus onder de verordening blijven vallen – maakt de regelgeving een belangrijk onderscheid. Wanneer de hellingsgraad niet meer dan 2% bedraagt, hoeft de oppervlakte van deze verharding niet meegeteld te worden bij de berekening van de afwaterende oppervlakte voor het bepalen van de vereiste infiltratievoorziening. In de praktijk betekent dit dat bij de aanleg van uitsluitend waterdoorlatende verhardingen geen bijkomende infiltratievoorziening nodig is.
Bovendien kunnen dergelijke verhardingen ook fungeren als ondergrondse infiltratievoorziening, waarop hemelwater afkomstig van andere verhardingen of constructies kan worden aangesloten. Zeker in combinatie met bufferblokken en mits de juiste onderbouwing kan op die manier aan de GSVH voldaan worden. Het aanbod aan waterdoorlatende verhardingen groeit bovendien gestaag, wat maakt dat er vandaag de dag voor een breed scala aan toepassingen – inclusief die met zwaar verkeer – geschikte oplossingen bestaan.
De nieuwe GSVH spreekt een duidelijke voorkeur uit voor bovengrondse infiltratievoorzieningen zoals wadi’s, infiltratiekommen of -bekkens. Deze systemen zijn eenvoudiger te inspecteren en vermijden dat grondwater door een gebrekkige aanleg onbedoeld wordt gedraineerd. Op pleinen en in publieke ruimtes kunnen dergelijke voorzieningen bovendien bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en beleving.
Hoewel het plaatsen van een hemelwaterput en het hergebruik van hemelwater bij de (her)aanleg van verhardingen niet verplicht zijn, betekent dat niet dat ze geen meerwaarde bieden. Verschillende fabrikanten ontwikkelden intussen geïntegreerde systemen die toelaten om hemelwater niet alleen op te vangen en te bufferen, maar ook opnieuw in te zetten, bijvoorbeeld voor de bevloeiing van openbaar groen of zelfs voor hergebruik bij omwonenden. In veel gevallen zijn deze systemen bovendien uitgerust met filters voor grof vuil, olie, bandenresten en andere mogelijke verontreinigingen.