Je ziet ze steeds vaker: gebouwen met bomen op balkons, plantenbakken op elke verdieping en gevels vol klimop. Alsof een toren vanzelf duurzaam wordt zodra je er een paar boompjes op zet. Maar laten we eerlijk zijn: een gebouw is geen bloempot. Het wordt tijd dat we stoppen met deze groene gimmicks, die meer draaien om beeldvorming dan om echte ecologische waarde.
Begrijp me niet verkeerd: ik ben de eerste om te pleiten voor natuur in de stad. Sterker nog, in mijn werk staat dat centraal. We ontwerpen daktuinen, collectieve hoven en tuinen bovenop parkeerdekken. Maar altijd met oog voor kwaliteit, uitvoerbaarheid en onderhoud. Geen schijnvertoning om een jury te imponeren of een folder te sieren. Groen moet functioneren, in elk seizoen en voor elke gebruiker.
Want vaak is het niet meer dan een marketingtruc. Een duurzaam sausje, zonder overtuiging. Neem de bomen op de balkons van die toren in Utrecht: prachtig in de renders, maar kwetsbaar, onderhoudsintensief en peperduur. Geen oplossing, maar een dure jas die je niet wilt aantrekken als het regent. Cosmetica voor de stad, en net als make-up vervaagt het snel zonder de juiste zorg en toewijding.
Wat we wél nodig hebben? De nuchtere, doordachte integratie van landschap en architectuur. Gebouwen die vanzelfsprekend landen in hun omgeving, als onderdeel van een groter geheel. Zoals in Bosrijk in Eindhoven, of op het voormalige kasterrein in Heerhugowaard, waar vrijstaande woningen opgaan in een bestaand bos. Geen imposante façades, maar stille kwaliteit die zich pas onthult wanneer je er woont, werkt of doorheen wandelt.
De sleutel ligt in samenwerking. Tussen architecten, landschapsontwerpers, stedenbouwkundigen en groenbeheerders. En met opdrachtgevers die verder kijken dan de verkoopbrochure. Ja, dat kost tijd en geld. Maar het levert een leefomgeving op die waarde houdt. Lees: een plan dat ook over twintig jaar nog werkt. Duurzaamheid zit niet in de hype, maar in de levensduur van het ontwerp.
Groen mag geen sluitpost zijn, maar moet het vertrekpunt vormen. Soms betekent dat: pas bouwen als het landschap er al ligt. Eerst het park, dan de villa. Geen kale vlakte waar je later nog snel een boom in steekt. Denk aan plekken als het Sphinx-terrein in Maastricht of de Bibliothèque nationale de France in Parijs, waar landschap en architectuur vanaf de eerste potloodlijn hand in hand gaan.
Laten we architectuur en natuur zien als volwaardige partners. Geen decor, geen vermomming. Geen bloempot, maar een echte samenwerking. Alleen dan krijgt groen wortel in onze steden. Alleen dan bouwen we plekken die blijven verrassen, waar mensen graag verblijven, en waar natuur niet de bijzaak is, maar een wezenlijk onderdeel van het ontwerp.
Marcel Lok
Architect